Let op! Dit is aanvullende tekst op het hoofdstuk "Veiligheid" in je app: 
Lees dit rustig door. Het is de bedoeling dat je dit hoofdstuk begrijpt. Met het examen moet je logisch nadenken als je vragen over dit onderwerp krijgt. Examenvragen gaan over:

  • Hulp aan slachtoffers.
  • Eigen veiligheid.
  • Schadeafhandeling.
  • File rijden.

Veiligheid is een breed begrip. In de app heb je gelezen wat je moet weten bij pech of een ongeval.
Bij file rijden is het ook belangrijk dat je je eigen veiligheid en dat van anderen in de gaten houd, ook al rij je maar 20 km/u. Deze pagina gaat vooral over inzichtelijk maken hoe je je eigen veiligheid en dat van anderen kunt garanderen.
En dat begint al met instappen.

Controle voor het instappen en wegrijden

Wanneer ben je een weggebruiker? Eigenlijk zodra je naar buiten loopt en de deur achter je dicht trekt.
 Als je naar de auto loopt, controleer je je voertuig al. Vaak gaat dat automatisch. Waar kun je op letten als je naar je auto loopt (onthou dit voor je praktijkexamen)?

  • Bandenspanning.
  • Ligt er iets onder de auto.
  • Vocht onder de motor. Denk aan koelvloeistof of olie.
  • Zitten je kentekenplaten er nog op.
  • Beschadigingen aan je auto zoals:
    • Ramen.
    • Krassen op je lak.
    • Afgetrapte of verbogen spiegels.
    • Ruitenwissers.

Een natte plek onder je auto kan wijzen op een lek. Haal je vinger er eens door en voel of het vettig is. Als dat niet zo is, dan is het waarschijnlijk condenswater van je airconditioning. Vooral bij warm weer zie je als de auto even stilgestaan heeft, een plasje water onder de auto.
Kentekenplaten worden soms wel eens van een auto gestolen. Die schroeven ze op hun eigen auto en gaan dan tanken zonder te betalen of negeren ze de verkeersregels. De boetes komen dan bij jou binnen. 
Als dit je overkomt, kijk voor meer informatie op de website van de RDW.

Als je wilt instappen loop je voor de auto langs, tegen het verkeer in. Als je tegen het verkeer inloopt, kan je goed zien wat er aan komt en of je even moet wachten om de deur van je auto te openen. Als je zit doe je je gordel om en controleer je je spiegels. Voordat je wegrijd, gebruik je spiegels en kijk naast je. Ben je eenmaal op weg, blijf je spiegels gebruiken.

File rijden

Bij nadering van een file, zet je je alarmlichten aan om het achteropkomende verkeer te waarschuwen. Blijf goed je binnenspiegel checken, op het moment dat bestuurders achter je ook hun alarmlichten aan hebben of dat je een paar auto's langzaam rijdend achter je hebt, kun je je alarmlichten weer uitzetten. Blijf zoveel mogelijk op je eigen rijstrook, elke keer van rijstrook wisselen is heel onrustig en irritant voor je medeweggebruikers.

Reken ook op motorrijders die tussen de rijen auto's doorrijden. Ze mogen dat doen als het snelheidsverschil niet meer is dan 10 km/u. Ze rijden meestal tussen de twee meest linker rijstroken. Geef ze de ruimte en wijk binnen je strook een beetje uit naar links of naar rechts. Zo zien de motorrijders ook dat jij ze gezien hebt. En wees blij dat ze er tussen door rijden, je moet er niet aan denken dat zij met hun auto de file nog langer maken.

Zet de motor af als je langdurig stilstaat. Blijf het liefst in je auto zitten. Als je er toch uit wilt, let dan weer goed op of er geen motorrijders tussendoor rijden. Luister ondertussen naar de verkeersinformatie op de radio. Als je langzaam rijdt, hou ruim afstand als je voorligger remt, kan jij je auto laten doorrollen. Tegen de tijd dat je bij je voorligger bent, begint hij alweer te rijden. Beter voor je auto en brandstofverbruik. Vaak kun je als je dat zo doet, de auto rollend in z'n tweede versnelling zetten, koppeling rustig op laten komen en geen gas geven. De auto rolt zo, met het gas en koppeling los, rustig op eigen kracht naar voren.

Pech

Het overkomt ons allemaal wel eens een keer, pech met de auto. Een lekke band moet je zelf kunnen verwisselen.
Dat doe je als volgt (als je je reflecterende veiligheidshesje hebt aangetrokken):

  • Haal de krik, moersleutel en reserveband uit de kofferbak.
  • Als je een wieldop hebt, verwijder die en draai de bouten los maar er nog niet uit.
  • Draai de krik met de hand eerst een beetje op.
  • Plaats het onder de kokerbalk met een uitsparing vlakbij de lekke band en zorg tijdens het draaien dat de bovenkant van de krik precies in die uitsparing zit.
  • Draai door en zorg dat niet alleen de lekke band van de grond komt, draai door totdat je zoveel ruimte hebt, dat de reserveband er ook onder kan.
  • Draai nu de bouten helemaal los en verwijder ze.
  • Haal de lekke band eraf en plaats de reserveband terug.
  • Hou één bout paraat om in het bovenste gat te draaien. Die is het makkelijkste bereikbaar. Zodra je die bout een beetje met de hand hebt kunnen aandraaien, heb je je handen los om de andere bouten erin te draaien.
  • Draai ze zo vast mogelijk met de moersleutel.
  • Laat de krik weer zakken. Zodra de reserveband op de grond staat, verwijder je de krik.
  • Trek de bouten strak aan. Kan je niet goed kracht zetten, geef het een zet met je voet.

Als je de krik gebruikt, zorg voor een vaste ondergrond. 
Als je een zogenaamd "thuisbrengertje" als reservewiel hebt, een smal bandje met op de zijkant een snelheidsbeperking van 80 km/u, weet dan dat de snelweg niet de plaats is om te rijden. Die bandjes kunnen niet veel hebben. Ga meteen naar de garage en laat je band oplappen of koop een nieuwe. Waren alle vier je banden aan vervanging toe, dan is dit een mooie gelegenheid.

Heb je de moed of de kracht niet om het zelf te doen, of heb je hulp nodig bij andere soorten van problemen, moet je de hulptroepen inschakelen.

Pech in een tunnel

Rij indien mogelijk de tunnel uit en parkeer je voertuig op de vluchtstrook of vluchthaven, buiten de tunnel. Als je de tunnel niet kunt verlaten:

  • Zet je alarmlichten aan en parkeer zo dicht mogelijk tegen de tunnelwand.
  • Zet je motor uit en laat je sleutel in het contact zitten. Hulpdiensten kunnen je voertuig dan eventueel verplaatsen.
  • Verlaat samen met je passagiers voorzichtig je voertuig, het liefst met een veiligheidsvest aan. Steek nooit de weg over!
  • Zorg dat je passagiers 50 meter voorbij je voertuig gaan staan. Zij lopen dan geen gevaar als achteroprijdend verkeer op je voertuig botst.
  • Loop zelf langs de tunnelwand in de rijrichting van het verkeer naar de dichtstbijzijnde hulppost. Neem via de telefoon contact op met de wegverkeersleider, zodat hij maatregelen kan nemen en je veiligheidsinstructies kan geven.
  • In de hulppostkast hangt ook een brandblusser waarmee een kleine, beginnende brand kan worden geblust.
  • Wacht zo dicht mogelijk tegen de tunnelwand op hulp.

In geval van file bij of in een tunnel door een ongeval zorg dan dat je belangrijke instructies kunt ontvangen: stem je radio af op een veelgebruikte FM-frequentie. De meeste tunnels zijn voorzien van een systeem dat bij incidenten instructies via de radio uitzendt.

Gedrag bij een ongeval

Nader je een ongeval? Laat je niet afleiden. Let op plotseling remmende bestuurders (kijkers). Let ook op voetgangers, waarschijnlijk zijn ze bij het ongeval betrokken geweest of verlenen hulp. Verkeer is niet hun prioriteit.
Als je betrokken raakt bij een ongeluk of je wilt eerste hulp verlenen, let dan op dat je in deze volgorde handelt:

  • Eerst aan je eigen persoonlijke veiligheid denken. Ga van de weg af en zoek een plek waar je het overzicht hebt. Let op mogelijk gevaar zoals rookontwikkeling, elektriciteitsdraden of ander verkeer.
  • Zorg voor de veiligheid van andere betrokkenen. Probeer na te gaan hoeveel slachtoffers er zijn en hoe erg deze er aan toe zijn. Verplaats slachtoffers niet, tenzij ze in direct gevaar zijn.
  • Markeer de ongevalsplaats. Dat doe je door je alarmlichten aan te zetten of met handgebaren.
  • Alarmeer dan de hulpdiensten. Bel 112 als er slachtoffers zijn. Geef de exacte locatie van het ongeval. Gebruik daarvoor op provinciale en rijkswegen de cijfers op de hectometerpalen. Geef aan hoeveel slachtoffers er zijn, hoe zij er aan toe zijn en of er een gevaarlijke situatie is ontstaan door het ongeluk. 
  • Verleen de noodzakelijke eerste hulp. Blijf bij eventuele slachtoffers totdat de hulpdiensten arriveren. Dat kan 10 tot 15 minuten duren.

Is er alleen materiële schade? Los dat op een parkeerplaats of ergens anders op.

Het is verboden voor iedereen die betrokken is bij een verkeersongeval dat dood, letsel of schade tot gevolg heeft, de plaats van het ongeval te verlaten zonder bekendmaking van de eigen gegevens en de gegevens van het motorrijtuig. 
Het is verboden om een slachtoffer in hulpeloze toestand achter te laten.

Auto te water

Met je auto in het water terechtkomen? Je denkt er liever niet aan. Toch belanden er in Nederland jaarlijks 800 auto’s in het water, waarbij ongeveer 60 mensen de dood vinden.

Het is belangrijk dat je weethoe je uit je auto kunt ontsnappen. De auto blijft altijd nog wel even drijven, tijd genoeg om de auto snel te verlaten.
Doe als volgt:

  • Doe de verlichting aan.
    Ontsteek de binnen- en buitenverlichting. Hierdoor kunt je je oriënteren en blijft de auto voor hulpdiensten beter zichtbaar. Laat de sleutels in het contact zitten.
  • Maak de gordel los.
    Maak zo snel mogelijk de autogordel los. Als het sluitingsmechanisme blokkeert, kun je het geïntegreerde mes van de veiligheidshamer gebruiken om de autogordel door te snijden.
  • Open of verbrijzel de zijruit.
    Probeer de zijruit te openen met de handbediening. Het is mogelijk dat de handbediening dienst weigert door kortsluiting. Hanteer in dat geval de veiligheidshamer of een ander zwaar object en verbrijzel het raam.
  • Wat als de ruiten van de auto niet te openen zijn?
    Neem een ferme hap met lucht en wacht totdat de auto grotendeels is gezonken. Hierdoor is de druk binnen en buiten de auto hetzelfde, waardoor het openen van het portier mogelijk wordt.
  • De te water geraakte auto verlaten.
    Als het gelukt is om de deur of ruit van de auto te openen, zwem dan in eerste instantie met je gezicht naar de auto toe weg. Als je op gepaste afstand van het voertuig bent, kun je je omdraaien en naar de kant zwemmen.