Let op! Dit is aanvullende tekst op het hoofdstuk "Bijzondere weggedeeltes" in je app:
Lees dit aandachtig door. Alles staat in de app maar toch hier nog wat toevoegingen. De examenvragen gaan over gedrag en regels over bijzondere weggedeeltes.

Rotondes

Een rotonde is een weg waar meestal vier (maar ook drie of vijf) wegen op uitkomen. Het is eigenlijk een ronde éénrichtingsweg. In het midden staat een bord die de rijrichting aangeeft en op de wegen er naartoe hangt een waarschuwingsbord.

Veel bestuurders weten niet hoe ze hun richtingaanwijzers moeten gebruiken. Wettelijk hoef je alleen bij het verlaten van de rotonde richting aan te geven. 
Voor de duidelijkheid kun je beter bij nadering van de rotonde al aangeven welke richting je van plan bent te volgen. Met meerdere rijstroken richting de rotonde, kijk dan ver vooruit om te weten te komen of je moet voorsorteren. Doe dat op tijd. Op de rotonde heb je er vaak geen tijd meer voor en liggen er tussen de rijstroken vaak nog verhogingen om ervoor te zorgen dat je in je eigen rijbaan blijft. Zo is de verkeersafhandeling op zijn snelst.

In- en uitritten

In- en uitritten zie je soms pas wanneer iemand van plan is uit te rijden. Blijf bij uitritten toch wel uitkijken. Verkeer wat eraf komt, zijn vaak nog gewend aan langzamere snelheden. Helemaal als hun zicht belemmerd word om voorrang te kunnen verlenen, zien ze jou dus ook niet.

Bij het verlaten van een uitrit, moet je alle weggebruikers voor laten gaan. Soms is het niet helemaal duidelijk of je van een uitrit komt, denk aan het verlaten van parkeerplaatsen. Het is soms lastig om uit te vogelen of je nu voorrang hebt of niet. Vaak kun je uit het gedrag van andere weggebruikers wel opmaken wat de te volgen regels zijn.

Wil je binnen de bebouwde kom linksaf, sorteer dan links tegen de as van de weg voor. Dat mag ook wel buiten de bebouwde kom maar dat is gevaarlijker, helemaal als het druk is of bij een onoverzichtelijke bocht. Sorteer dan niet voor maar ga ter hoogte van de inrit, rechts staan. Desnoods in de berm. Of rij door en probeer de inrit van een andere kant te benaderen.

Wil je rechtsaf een inrit inrijden, zorg dat je dat op tijd  je snelheid eruit haalt en richting aangeeft. Achterop komend verkeer heeft niet zo snel door dat er een uitrit ligt en verwacht niet dat je plotseling een inrit in wilt rijden. Hou dus goed je spiegels in de gaten

Woonerven

Op woonerven gelden dezelfde verkeersregels als buiten de woonerven, het bijzondere zit hem meer in het feit dat voetgangers de hele weg mogen gebruiken. Er is geen voetpad. Kinderen spelen overal, wees dus alert. Ze schieten zo de weg op. En parkeren mag je alleen in de vakken, aangegeven met een P in het wegdek.

Zebrapad

Als je ziet dat je moet gaan stoppen voor voetgangers, verminder op tijd je snelheid en rem geleidelijk af. Je waarschuwd daardoor het achteropkomende verkeer dat je gaat stoppen en laat je de voetgangers niet schrikken. Probeer ook het tegemoet komende verkeer te motiveren om te stoppen. Blokkeer het zebrapad niet in geval van file.

Inhalen van voertuigen voor een zebrapad is verboden. Jij ziet de voetgangers slecht en zij zien jou niet aankomen.

Bus- en tramhalte

Op smallere wegen, moet je bussen die aan de overkant bij een halte wegrijden en jou weghelft oprijden, ook voor laten gaan. Let op uitstappende passagiers of passagiers die de bus willen halen, ze hebben geen oog voor het verkeer. 
Bussen rijden meestal meteen weg zodra ze hun richting hebben aangegeven. Je kunt ook zien wanneer een bus van plan is weg te rijden. Staan de deuren nog open en stappen er passagiers in en uit? Dan blijft hij nog wel even staan. Zie je de deuren dichtgaan? Let dan op, binnen een paar tellen gaat z'n richtingaanwijzer aan naar links. Als je van plan was om de bus voorbij te rijden, kun je dan misschien beter maar even wachten.

Het komt bijna niet meer voor maar er zijn nog een paar plekken in Nederland waar een tram bij een halte geen vluchtheuvel heeft waar passagiers veilig kunnen uitstappen. Het haltebord staat op het trottoir en uitstappende passagiers stappen zo uit de tram op de rijbaan. Je moet ze dan voor laten gaan. Uitstappende passagiers die wel op een vluchtheuvel uitstappen, willen ook zo snel mogelijk oversteken maar hen hoef je niet voor te laten gaan. Maar pas toch op, ze hebben weinig oog voor het overige verkeer.

30 km/u zone

In 30 km/u zones moet je net zo rekening houden met fietsers en voetgangers als in een woonerf. Omdat op erven vaak 30 km/u gereden word terwijl er maar 15 km/u toegestaan is, denken veel weggebruikers dat het een woonerf is.

Spoorwegovergangen

Onbewaakte spoorwegovergangen hebben een knipperend wit licht die overgaat in rood knipperend als er een trein aankomt. Deze overwegen zullen allemaal verdwijnen. Door recente gebeurtenissen is er spoed achter gezet.

De knipperlichten en de alarmbellen bij een bewaakte spoorwegovergang zijn afgesteld op de snelheid die op de weg gereden mag worden. De spoorbomen gaan dus eerder dicht bij 50 km/u dan bij 80 km/u. Dit betekend niet dat je bij 80 km/u meer tijd hebt om nog even snel door te rijden. Je hebt bij 80 km/u een langere remweg dus je krijgt eerder te weten of er een trein aankomt.

Als je moet wachten, zet dan je motor uit. Met moderne auto's hoef je de auto alleen maar in z'n vrij te zetten en je koppeling los te laten, het start/stop systeem van de auto zorgt ervoor dat de motor dan niet meer loopt. Ga vlak voor een overweg niet meer inhalen.

Bij onbeveiligde overwegen staan alleen borden. Levensgevaarlijke overgangen, vooral bij slecht zicht. Zie je niets door bijvoorbeeld dichte mist, zet dan de auto stil en zet de motor uit. Doe een raampje open en luister dan of er een trein aankomt.

Bij meerdere sporen, staat een blauw bord met de waarschuwing dat er nog een trein aan kan komen. Wacht dan tot de overwegbomen helemaal open zijn en de overweglichten uit. Bij enkelsporen staan die borden tegenwoordig ook. Blijf bij een bewaakte of onbewaakte spoorwegovergang toch opletten. Kijk naar links en naar rechts. De techniek is niet onfeilbaar.

Bruggen

Als een brug net open heeft gestaan, let dan op filevorming. Voor de brug is het een drukte van belang, met fietsers, voetgangers enz. Vlak na de brug is het erg druk.
Camera's die bij op afstand bedienbare bruggen hangen, zien of er verkeer op de brug staat en zien ook het verkeer dat naar de brug toekomt. Als de lichten gaan branden, zorg dat je zo snel mogelijk van de brug af bent. Voor een brugwachter is het via een camera moeilijker anticiperen of communiceren met de rest van het verkeer dan wanneer een brugwachter zelf bij de brug staat.

Zijwegen hebben vaak een rode pijl als de brug open gaat, die wijzen in de richting waar de open brug is.

Bruggen en viaducten zijn bij vorst eerder glad dan andere wegen. De koude wind heeft onder en bovenop een brug of viaduct vrij spel zodat alles veel sneller kouder wordt.

Tunnels

Gevaarlijke stoffen mogen niet door een tunnel. Dat wordt aangegeven via borden, samen met een alternatieve route.

Zet je lichten aan als je een tunnel inrijdt. Let vooral op bestuurders die plotseling remmen als ze de tunnel inrijden (soms zetten ze in de tunnel hun lichten aan, dan is het net alsof ze remmen). Door het verschil tussen licht en donker, kunnen bestuurders gedesoriënteerd en verward raken. Vooral op zonnige dagen. Zorg dat je je zonnebril afzet zodra je een tunnel inrijdt.
Soms rijden bestuurders wat van de tunnelwand af, dat is een onbewuste reactie om ruimte rondom de auto te houden. Wacht dan op een juist moment om in te halen.

Meer over tunnels en pech in tunnels in het hoofdstuk "Veiligheid".